Jaren dertig: opkomst nationaalsocialisme
Economische crisis, maatschappelijke verzuiling en de opkomst van het fascisme. Kenmerken van de jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. De houding van de vakbeweging tijdens de Tweede Wereldoorlog is niet los te zien van deze ontwikkelingen.
De Crisis
De wereldwijde crisis van de jaren dertig greep ook in Nederland om zich heen. Op het hoogtepunt van de crisis steeg het aantal Nederlandse werklozen tot 480.000. In het piekjaar 1935 zat 19,4 procent van de beroepsbevolking zonder werk. Werklozen konden steun krijgen van de overheid, maar de steun was laag en vernederend. Ook de vakbeweging stond machteloos ten opzichte van de economische crisis en massale werkloosheid onder de leden. Toch groeide het aantal leden licht. De werkloosheidskassen maakten het lidmaatschap van de bond aantrekkelijk. Ondanks de maatschappelijke verharding die de crisis met zich meebracht, namen de onderlinge contacten tussen de vakorganisaties toe. Deze contacten mondden uit in meer samenwerking tijdens de bezetting.
Verzuiling
Tijdens het interbellum werden de vakcentrales en de aangesloten bonden onlosmakelijk verbonden met politieke partijen. De vakbonden hadden een eigen plek in de verzuilde samenleving veroverd en probeerden ook een plaats te bemachtigen in de politiek. Voor de SDAP was het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) een visvijver voor aankomende politieke leiders. Het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) had de beste ingangen bij de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). En het Rooms-Katholiek Werklieden Verbond (RKWV) onderhield nauwe banden met de Rooms-Katholieke Staatspartij. Ook de kleinere vakcentrales waren op deze manier verzuild. Het Algemeen Nederlands Vakverbond (ANV) voelde zich het meeste thuis bij de Vrijzinnig Democratische Bond (VDB) en het Nationaal Arbeids-Secretariaat (NAS) bij de communistische beweging.
Hitler-Duitsland: waarschuwing of lichtend voorbeeld?
In de jaren dertig kreeg de Nederlandse vakbeweging te maken met het Duitse nationaalsocialisme. Binnen de vakbeweging overheerste een afkeer van deze ideologie. Al eerder was er de confrontatie met het Italiaanse fascisme geweest. Maar op het nationaalsocialisme kwam een sterkere reactie, omdat de gevolgen van Hitlers politiek zich dichter bij huis afspeelden en allesomvattender waren dan het fascisme van Mussolini. Voor de confessionele bonden was het antireligieuze karakter van het nationaalsocialisme een groot probleem. In de pers en door middel van scholing werden het kader en de leden gewaarschuwd. Bovendien onderhielden de Nederlandse vakorganisaties vaak nauwe contacten met hun Duitse partners. Deze gingen na de machtsovername van Hitler langzaam hun einde tegemoet. Duitse vakbonden werden overgenomen door het Deutsche Arbeitsfront en het stakingsrecht werd afgeschaft.
Nederlandse vakbondsbestuurders riepen op tot actie tegen het fascisme en antifascistische brochures werden in grote oplagen verspreid. Toch waren er onder vakbondsleden ook positieve reacties te horen. In RKWV-kring bestond belangstelling voor het corporatisme zoals dat in Italië, Portugal en Spanje gestalte kreeg. Ook kwamen er positieve reacties op de economische politiek van Duitsland. In Nederland wilde het maar niet lukken om de economie weer op gang te krijgen, terwijl bij de oosterburen sprake was van economisch herstel. Duitsland ging in 1937 zelfs over tot het werven van Nederlandse werklozen.
Opkomend fascisme van de NSB
Aanvankelijk leek het erop dat de in 1931 opgerichte NSB een splintergroepering was waar men weinig van te vrezen had. Maar in de loop van 1933 groeide de beweging aanzienlijk. Gemiddeld haalde de NSB niet meer dan 4% van de stemmen, maar bij de Provinciale Statenverkiezingen van 1935 won de partij 8% van de stemmen. Dit stimuleerde tegenactie van bonden, partijen en sommige kerken. De vakbonden werden geconfronteerd met de vraag of een fascist lid kon zijn van een vakbond. Besloten werd dat een fascist niet thuis hoorde in de vakbeweging. Zo bepaalde de Christelijke Metaalbewerkersbond in 1933 dat het fascisme ‘anti-vakorganisatie’ was en fascisten niet thuishoorden in de christelijke vakbeweging. In 1933 gingen de christelijke bonden over tot het royeren van alle leden die niet hun lidmaatschap van een fascistische organisatie op wilden zeggen. In totaal werden in 1934 73 fascisten geroyeerd.
Dreigende bezetting
In de jaren dertig was de Nederlandse vakbeweging zich bewust van het gevaar van het fascisme. Men wist dat de nazi’s in Duitsland de vakbeweging ‘gelijkgeschakeld’ hadden. Toch bereidde de Nederlandse vakbeweging zich nauwelijks voor op een mogelijke inval en machtsovername. In Nederland vertrouwden veel mensen op de neutraliteit, die het land tijdens de Eerste Wereldoorlog had weten te behoeden voor direct oorlogsgeweld. Er heerste een afwachtende houding. Bij het NVV beperkten de voorbereidingen zich tot het onderbrengen van financiële reserves in Engeland en het dagelijks bestuur (o.a. Simon de la Bella) bereidde zich voor op een vertrek naar Engeland. Daar kwam het door de snelle capitulatie in mei 1940 niet van. Het RKWV had een deel van haar kapitaal omgezet in dollars. Maar het CNV had zulke maatregelen bewust nagelaten, omdat het kapitaal beter voor de leden gebruikt kon worden. Wel bracht het CNV haar geld over van Utrecht naar Den Haag, dat achter de waterlinies lag. Kortom, de vakbeweging had aan de vooravond van de oorlog geen duidelijk plan voor handen.