Meer afbeeldingen
Bevrijding en wederopbouw
Op 18 september 1944 werd Eindhoven bevrijd. Maar het einde was nog niet inzicht. De bevrijding stokte en het westen van Nederland ging een zware winter tegemoet, de Hongerwinter. Na de bevrijding lag Nederland in puin. Er was een oorlogsschade van 25 miljard gulden. Te midden van alle verwoestingen, evacuaties en bombardementen begon de vakbeweging aan de wederopbouw.
Wederopbouw
De vakbeweging kwam voor een dilemma te staan. Moesten de oude structuren terugkeren of was nu het moment aangebroken om tot eenheid te komen? Toch was de wederopbouw van de oude organisaties al snel een feit. Eind 1944 waren alle drie de vakcentrales heropgericht. Getergd door papierschaarste, gebrek aan communicatiemiddelen en financiële problemen was het opstarten van het vakbondswerk lastig. Toch werd begonnen met het publiceren van vakbondsbladen en het herwinnen van de leden. Gezamenlijk publiceerden NVV, CNV en RKWV korte tijd het blad Herrijzing. In het voorjaar van 1945 verschenen de oude vertrouwde bladen De Vakbeweging, Herstel en De Gids opnieuw. Ook richtten zij een Raad van Overleg op.
Liquidatie van het NAF
Het Militair Gezag werd door de regering in Londen aangewezen als overgangsbestuur in het bevrijde Zuiden. Door het Militair Gezag werd de vakbeweging aanvankelijk niet erkend. Wel werd het Buitengewoon Besluit Verenigingen van Werkgevers en Werknemers afgekondigd. Dit besluit regelde de liquidatie van het NAF. Woudenberg had tijdens de oorlog ongeveer 800 verenigingen en organisaties geliquideerd, waarvan het vermogen naar het NAF was overgeheveld. Deze instellingen eisten na de oorlog hun deel op. Het duurde jaren voor alle claims waren afgehandeld. In het liquidatierapport is terug te lezen welke organisaties een claim legden op de nalatenschap van het NAF.
Ereraden
Na de oorlog barstte de kritiek op een aantal NVV-bestuurders los. Een ereraad moest bepalen welke vakbondsbestuurders niet mochten terugkeren in hun oude functie. In een rapport oordeelde de Ereraad: ‘Er komt een ogenblik, dat gewettigd optimisme en wil tot volhouden overgaan in opportunisme en meegaandheid.’ Als peildatum werd de oprichting van het Nederlands Arbeidsfront gekozen. De bestuurder die daarna nog meewerkte met de bezetter mocht na 1945 niet meer terugkeren in een bestuursfunctie. Zo wilde het NVV schoonmaken in eigen huis en de kritiek het hoofd bieden. In totaal beoordeelde de ereraad 150 personen in 105 zaken. Gezien het andere verloop van de overname van de confessionele bonden werd door het CNV en het RKWV geen ereraad ingesteld.
Drie leden van het verbondsbestuur moesten opstappen: G. Akkerman, G. Klein en L.J. Bakker. Akkerman was gemachtigde geweest voor de christelijke Landarbeidersbond en nam na forse kritiek zelf ontslag. L.J. Bakker had als gemachtigde bij de katholieke Bond van Overheidspersoneel opgetreden. Bovendien was hij in november 1940 met een aantal andere bestuurders van het NVV, CNV en RKWV op studiereis naar Duitsland geweest. G. Joustra (bestuurder van de Nederlandse Vereniging van Spoor- en Tramwegpersoneel), J. Hilgenga (voorzitter van de Landarbeidersbond) en J. Landman waren ook mee geweest op die reis. Joustra werd niet veroordeeld omdat hij een ‘positieve bijdrage aan het verzet’ had geleverd. Hetzelfde gold voor A. Vermeulen. Onder Woudenberg was hij hoofd van de sociaal-economische afdeling, maar tegelijkertijd onderhield hij illegaal contact met oud-NVV’ers.
Nasleep
Ook na de liquidatie van het NAF en de heroprichting van de vakcentrales bleven de ervaringen van de vakbeweging in de oorlog doorwerken. Tijdens jubilea en herdenkingen laaiden de discussies weer op. De frustratie over de rol die NVV’ers hadden gespeeld bij de liquidatie van de confessionele bonden op 25 juli 1941 zat diep. Marinus Ruppert verklaarde na de oorlog dat hij na de oorlog elke 25ste juli even stil hield. Decennia na de oorlog discussieerden Lou de Jong en Ruppert over de weergave van de geschiedenis van het CNV in oorlogstijd. De briefwisseling is een mooie illustratie van de emoties die de gebeurtenissen jaren later nog opriepen. Voor veel vakbondsmensen was de Tweede Wereldoorlog een uiterst traumatische ervaring, omdat de vakbeweging niet de rol had gespeeld die achteraf het beste leek.