Gelijkschakeling: reacties van de vakbeweging

De vakbeweging was in nieuw vaarwater terecht gekomen. Met propaganda en sociale wetgeving probeerde de bezetter de bonden in te palmen. Onder vakbondsmensen was de verdeeldheid groot. Moesten de vakbonden leeglopen en de vakbondsbestuurders opstappen of moesten zij doorgaan? Bracht de ‘nieuwe orde’ interessante mogelijkheden of moest de vakbeweging tegen de bezetter in verzet komen?

De nieuwe orde
Met propaganda voor de grootse mogelijkheden van de ‘nieuwe orde’ en de successen van het Deutsche Arbeitsfront (DAF) wilde de bezetter de harten van de vakbondsbestuurders winnen. In november 1940 maakte een aantal vakbondsbestuurders na aandrang van de bezetter een studiereis naar Duitsland, om te zien wat daar ‘bereikt’ was. Anderhalve week reisde het gezelschap door Duitsland, kreeg de antisemitische film Jud Süss te zien en bezichtigde Duitse fabrieken. Dit leidde in een enkel geval tot positieve reacties. Zo was RKWV-voorzitter De Bruijn erg te spreken over de geest van kameraadschap in Duitsland. Veel van de economische maatregelen van de Duitsers vond hij vanuit vakbewegingsoogpunt positief. Voor sommigen waren maatregelen als een ontslagverbod, een verbod op prijsverhogingen en het reguleren van lonen goede ontwikkelingen.

Voorzichtigheid bij vakcentrales
Dit betekende niet dat de vakbondsbestuurders en -leden sympathie hadden voor de bezettingsmacht. Bijeenkomsten van de bezetter werden slecht bezocht en de bezetter werd hier en daar tegengewerkt. Hoe is het te verklaren dat de vakcentrales en bonden toch doorwerkten? De bezetting van Nederland en de overname van het NVV door Woudenberg hadden de vakorganisaties overrompeld. Bovendien leek het in 1940 nog mee te vallen met de bezetting. Het leek mogelijk om het leven zo veel mogelijk op de vertrouwde manier te laten verlopen. Bovendien verklaarden veel vakbondsbestuurders tijdens en na de oorlog dat zij zich verantwoordelijk voelden voor de opgebouwde organisaties en al het personeel dat in dienst was. Sommigen hoopten dat het eindelijk mogelijk zou zijn om eenheid in de vakbeweging te bewerkstelligen.

Verzet: de Februaristaking
Vanaf eind 1940 verkilde het klimaat en nam de bezettingsdruk toe. In februari 1941 vond de Februaristaking plaats. Deze eerste grootschalige verzetsdaad was een reactie op het antisemitische geweld van de Duitse bezetter in Amsterdam. Groeiende onvrede spoorde de stakers aan. Geen van de vakcentrales was bij de staking betrokken. Uiteraard keurde het nieuwe NVV-bestuur onder leiding van Woudenberg de staking af. Maar ook het oude bestuur, dat voor zover dat mogelijk was nog bijeenkwam, distantieerde zich van de staking. De Nederlandse arbeiders moesten het kruit droog houden. Staken was pas aan de orde als de bevrijding nabij was. Dit betekende niet dat er helemaal niet gestaakt werd. Ondanks het stakingsverbod waren er enkele succesvolle stakingen geweest.

Twents verzet
Begin 1941 besloten Hellwig en Woudenberg dat er drastische maatregelen moesten worden genomen om de hele vakbeweging gelijk te schakelen. Met een volgende stap in de reorganisatie van het NVV hieven zij de 271 besturenbonden van het NVV op en vervingen deze door 72 districtskantoren. Bijna alle voorzitters van de aangesloten bonden protesteerden tegen de reorganisatie, maar in Twente was het verzet het sterkst. De bestuurdersbonden in Almelo, Enschede en Hengelo weigerden de maatregelen van de gelijkgeschakelde leiding uit te voeren. Woudenberg reisde af naar Twente om hen te overtuigen mee te werken. Kees van Es (voorzitter van de Enschedese bestuurdersbond) zei Woudenberg in zijn gezicht: ‘dat er geen reden tot juichen was toen Kupers en De la Bella werden afgezet en men een Woudenberg kreeg’. Woudenberg antwoordde met: ‘Ik ben de Baas’, een week later werd Van Es ontslagen.

Al vanaf de zomer van 1940 voerden de Twentse NVV-bonden oppositie tegen het besluit om door te werken onder nationaalsocialistische leiding. Na de opheffing van de besturenbonden was de maat vol en legden alle Twentse bestuurders hun functie neer. Duizenden leden volgden dit voorbeeld en traden uit de bonden. Begin mei werden drie Twentse vakbondsbestuurders door de Sicherheitspolizei gearresteerd, van wie G. Visser en K. Tabak later omkwamen in een concentratiekamp. Meer vakbondsmensen wilden nu hun functie neerleggen en riepen op om het NVV te verlaten. Vakbondsleden kwamen bijeen op illegale vergaderingen en een interne strijd brak los. Ook vanuit het oude kader van het NVV, dat vanaf mei 1941 illegaal bij elkaar kwam, kwamen oproepen om de bonden te verlaten. Onder andere in het illegale blad Vakbeweging.