Oprichting Nederlands Arbeidsfront (NAF)

1 mei 1942 zag het definitieve einde van de al grotendeels gelijkgeschakelde vakbeweging. Op die dag werd het Nederlands Arbeidsfront opgericht. Deze organisatie kwam in de plaats van het NVV en moest alle werknemers en werkgevers in één organisatie samen brengen.

Oprichting Nederlands Arbeidsfront
Bij decreet van 30 april 1942 van rijkscommissaris Seyss-Inquart werd op de symbolische Dag van de Arbeid door de bezetter het Nederlands Arbeidsfront (NAF) opgericht. De NSB-er H. Woudenberg was als commissaris van het gelijkgeschakelde Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) de aangewezen nieuwe Arbeidsfrontleider. Naar Duits voorbeeld had het NAF als doel alle werkgevers en werknemers lid te maken van één en dezelfde organisatie.

Volgens artikel 2 van het decreet had het front tot taak: ‘alle Nederlanders die door eigen arbeid geheel of gedeeltelijk in hun levensonderhoud voorzien, samen te brengen, te verzorgen, hen op te voeden tot wederzijds begrip voor hun economische belangen, alsmede voor hun sociale en culturele behoeften en bij de bevrediging van deze behoeften medewerking te verlenen’. Het NAF was een nationaalsocialistische organisatie. Arbeidsfrontleider Woudenberg sprak op bijeenkomsten van het NAF zijn grote lof uit voor de offervaardigheid van Nederlandse SS'ers, die aan het oostfront vochten.

Het einde van de Nederlandse vakbeweging
Alle vakcentrales en vakbonden gingen op in het Nederlands Arbeidsfront: het gelijkgeschakelde Nederlands Verbond van Vakverenigingen en het door het NVV al overgenomen Rooms-Katholiek Werklieden Verbond en het Christelijk Nationaal Vakverbond met alle daarbij aangesloten vakbonden en besturenbonden. Dit was de kroon op het werk van Woudenberg als commissaris van het NVV. Na 1 mei 1942 werden de resterende vakbonden opgeheven. Het NAF kreeg de beschikking over alle bezittingen en vermogens van de opgeheven bonden en vakcentrales. Dit gold ook voor de 22 werklozenkassen die op 29 juni 1942 werden samengevoegd tot één werklozenkas. Een jaar later werd ook dit restje vakbeweging opgeheven.

Reactie van de bonden
Voor de meeste ‘oud’-bestuurders en leden van het NVV was met de oprichting van het NAF een grens overschreden. Eerder was afgesproken, dat men zijn functie zou neerleggen, zodra een Nederlands Arbeidsfront opgericht zou worden. De NVV-bestuurders hielden woord en dienden hun ontslag in. Maar nog altijd gingen 100.000 NVV-leden over naar het NAF. Onder hen verhoudingsgewijs veel landarbeiders: 25.000 van de 35.000 leden van de moderne Landarbeidersbond. Door seizoensarbeid was voor veel landarbeiders de kans op werkloosheid groot en een werkloosheidsuitkering onmisbaar. Het verklaart waarom eerder in 1941 ook bij Nederlandse Christelijke Landarbeidersbond (NCLB) ook relatief veel leden overstapten naar het NVV.

Het Nederlands Arbeidsfront en zijn mislukken
Het NAF was vanaf het begin een mislukking. Voor de bezetting hadden de bonden gezamenlijk 700.000 leden gehad; het NAF van Woudenberg slechts 100.000. Alleen al hierdoor was het NAF absoluut niet representatief voor de vakbeweging van vóór mei 1940. De functionarissen, voor drie kwart NSB-er, waren bovendien nauwelijks vertrouwd met het vakbondswerk. Op het gebied van de belangenbehartiging kon het Arbeidsfront weinig uitrichten, het loonbeleid was namelijk in handen van de bezetter. Het NAF werd geweerd uit commissies die toezicht moesten houden op de naleving van sociale wetten en na rommelige administratie en geknoei met geld werd de werkloosheidsverzekering aan het NAF ontnomen.

De door het NAF georganiseerde ‘bedrijfsappèls’ waren evenmin een succes. Het NAF kon voor de arbeiders vrijwel niets doen en riep weerzin op door zijn uitgesproken nationaalsocialistische karakter. Uiteindelijk heeft de bezetter gefaald in zijn nazificatie van de vakbeweging. De Nederlandse vakbeweging werkte niet mee aan de volledige gelijkschakeling en werd daarmee een politieke tegenstander van de bezetter.