Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV)

Het Christelijk Nationaal Vakverbond was de belangrijkste protestantse werknemersorganisatie van Nederland. In de jaren dertig nam het CNV principieel stelling tegen het gedachtegoed van het fascisme en het nationaalsocialisme. Volgens vooraanstaande CNV’ers kon alleen een principiële houding het nationaalsocialisme tegengaan. Het CNV hield vast aan zijn levensbeschouwelijke grondslag, ook tijdens de bezetting.

Uit Nazidonië
Na Hitlers machtsovername in 1933 waren ook de protestantse vakorganisaties in Duitsland in snel tempo overgeheveld naar het DAF. Het CNV keurde het totalitaire gedachtegoed van de nazi’s af. Voor protestantse arbeiders was de goddeloosheid van de rechtse bewegingen verwerpelijk. Het nationaalsocialisme kon slechts leiden tot dictatuur. In brochures als De revolutionaire ‘totaal-staat’ en in artikelen als ‘Uit Nazidonië’ werd gewaarschuwd voor de ‘slavernij en tirannie’ van rechtse ideologieën. Toch bepaalde het CNV niet dat nationaalsocialisten moesten worden geroyeerd. Dit moesten de aangesloten bonden zelf doen. In 1934 werden 73 CNV-leden die lid waren van de NSB geroyeerd.

Wij moeten verder en wij moeten bouwen
CNV-voorzitter A. Stapelkamp was bezorgd over de moeilijke tijdsomstandigheden. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog schreef hij: 'In zowel als buiten Europa is de bewapening tot zulk een angstwekkende hoogte opgevoerd, dat daarin reeds een gevaar schuilt voor de vrede. […] Van de menselijke kant bezien moet dit op een catastrofe, op den ondergang uitlopen.’ Op 10 mei 1940 viel het Duitse leger Nederland binnen. In De Gids sprak Stapelkamp na de capitulatie zijn leden moed in: ‘In tijden als wij beleven moet blijken, dat ons onrustig hart rust vindt in Hem. Gesterkt door dat geloof moeten wij de veerkracht vinden om onzen arbeid, in zoverre die onder de veranderde omstandigheden nog verricht kan worden, voort te zetten. […] Wij moeten verder en wij moeten bouwen.’ Het CNV zette zijn werkzaamheden voort.

Wij werken dus overigens gewoon voort…
In juli 1940 kwam de socialistische vakcentrale NVV onder beheer van de NSB’er H.J. Woudenberg te staan. Volgens de bezetter was een dergelijke overname bij het CNV niet nodig, want het protestants vakverbond was immers ook altijd tegen de klassenstrijd en het marxisme geweest. In werkelijkheid verwachtten de Duitsers te veel moeilijkheden met de kerken als zij de confessionele vakcentrales onder leiding van een NSB'er zouden plaatsen. Het CNV en het RKWV kregen daarom geen Nederlandse nationaalsocialist als baas, maar een Duitse 'Beobachter'. In De Gids bracht het CNV haar leden op de hoogte en voegde hieraan toe: ‘Wij werken dus overigens gewoon voort.’

Mogelijkheden van de nieuwe tijd
Met propaganda voor de grootse mogelijkheden van de ‘nieuwe orde’ wilde de bezetter de harten van de vakbondsbestuurders winnen. In dit kader oefende de bezetter druk uit op de bestuurders van het CNV, NVV en RKWV om in november 1940 deel te nemen aan een studiereis naar Duitsland. Ook probeerden de Duitsers eenheid te creëren in de Nederlandse vakbeweging. Dit sloot aan bij de wens van veel Nederlandse vakbondsmensen die de verzuiling van voor de oorlog wilden doorbreken. Het CNV zag zich genoodzaakt met een plan te komen waarin de vakcentrale zijn zelfstandigheid zou behouden. Uiteindelijk werden alle plannen van Nederlandse vakorganisaties verworpen, want de bezetter gaf de voorkeur aan eigen plannen.

Mislukte overname
Op 25 juli 1941 bleek dat er in het Duitse Rijk geen plaats was voor een vakbeweging met een christelijke grondslag. Na het NVV kregen nu ook het CNV en het katholieke RKWV de NSB'er Woudenberg aan het hoofd. Deze brutale overname mislukte echter aangezien alle CNV-bestuurders weigerden hun werkzaamheden onder nationaalsocialistische leiding voort te zetten. CNV-penningmeester W. de Jong: ‘Wij willen met nuchterheid erkennen, dat wij hebben te bukken voor de macht van de bezettingsoverheid en wij beperken ons daarom dan ook tot het uiteenzetten van ons beginselstandpunt en tot het doen van het logische daaruit voortvloeiende verzoek om ontheffing van de opdracht tot voortzetting van onze arbeid als bestuurders.’ Verbijsterd waren de CNV-bestuurders over het optreden van verscheidene NVV-collega’s die, soms uit vrees voor represailles, soms uit verlangen naar vakbondseenheid, aan de overname en liquidatie van het CNV en het RKWV meewerkten.

Leegloop van het CNV
Na een oproep van de vakbondsbestuurders bedankten CNV- en RKWV-leden massaal voor hun lidmaatschap. Aangespoord door de leiding van de katholieke ker in Nederland zegde in korte tijd 96% van de RKWV-leden hun lidmaatschap op. Van de CNV-leden liet ruim 80% zich binnen twee maanden uitschrijven. Hierdoor was de gelijkschakeling van de christelijke vakbeweging een groot fiasco. De opheffing van de confessionele vakbeweging had bovendien zijn effect op de werkgeversorganisaties en het NVV. De werkgeversverenigingen weigerden nog langer samen te werken met het NVV en werden opgeheven. Het NVV kreeg te maken met interne spanningen vanwege de rol die NVV'ers speelden bij de ontmanteling van de christelijke en katholieke vakverenigingen. Veel NVV-leden zeiden uit protest hun lidmaatschap op.

Illegaal contact
Na de overname bleven de CNV'ers niet stil zitten. Zij onderhielden illegaal contact via de CNV-binnencontactgroep. Met collega’s van de andere vakcentrales onderhandelde voorzitter Stapelkamp na zijn vrijlating uit gijzelaarskamp St. Michielsgestel over meer onderlinge samenwerking. Het CNV was een uitgesproken tegenstander van te nauwe banden en wilde hoe dan ook zijn onafhankelijke positie behouden. Het resultaat, de Raad van Vakcentralen, was het maximale waartoe het protestants vakverbond bereid was. Met werkgevers en ambtenaren bespraken de drie vakbondsleiders de toekomst van het naoorlogse sociaal-economische systeem. Deze gesprekken mondden uit in afspraken over een Stichting van de Arbeid.

CNV'ers in Sint-Michielsgestel
In 1942 werden 460 Nederlandse bestuurders en intellectuelen als gijzelaars vastgehouden in interneringskamp Sint Michielsgestel. Stapelkamp en CNV-secretaris H. Amelink, die al voor 25 juli 1941 waren opgepakt en onder meer enige tijd in het concentratiekamp Buchenwald hadden vastgezeten, behoorden tot de gijzelaars. Naast hen nog een aantal CNV'ers: J. Schipper en F.P. Fuykschot (CNV), J.B.H. Grotenhuis en H. Wetselaar (Christelijke Metaalbewerkersbond), C. Nauta (Spoor- en Tramwegpersoneel), J. Veldwijk en J. Varkevisser (Ned. Chr. Bouwbond), H. van der Heijden (houtbewerkers), C. Grashoff (Ned. Chr. Bond voor Kleedingindustrie) en G. Baas Kzn. (Chr besturenbond Amsterdam). Nauta overleed kort na zijn vrijlating aan de gevolgen van zijn internering. Andere doden: J. Otten (Ned. Centrale Bond van Chr. Arbeiders in de Voedings- en Genotmiddelen) overleed in Vught. Opgepakt in verband met inzamelen van geld voor het CNV. Tj. Pannekoek (NCLB) stierf in een Duits concentratieklamp.

Bevrijd gebied
Eind 1944 werd een groot deel van Zuid-Nederland bevrijd. Vrijwel niemand van het CNV verbleef in het bevrijde Zuiden. Toch kon in oktober het CNV opnieuw worden opgericht. Enkele maanden later werd Marinus Ruppert na een gevaarlijke tocht door de ‘linies’ in Eindhoven gekozen tot voorzitter van het CNV in het bevrijde gebied. Zijn beleid was er op gericht om de christelijke vakbeweging op te bouwen en te voorkomen dat het CNV te nauwe banden met de andere vakcentrales zou aangaan. Hij was afkerig van het blad Herrijzing, dat de drie vakcentrales gezamenlijk uitgaven en besloot het eigen tijdschrift De Gids opnieuw uit te brengen. Na de bevrijding van de rest van Nederland droeg Ruppert de leiding van het CNV over aan voorzitter Stapelkamp. Ruppert weidde zich vervolgens op de wederopbouw van zijn eigen  landarbeidersbond. Op 25 juli 1945, precies vier jaar na de opheffing, werd het CNV officieel heropgericht.

Literatuur
•    Stapelkamp, A., De banier opnieuw geheven. Geschiedenis van het Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland in de jaren van de Tweede Wereldoorlog (Hoorn 1950)
•    Werkman, P., Laat uw doel hervorming zijn. Facetten van de geschiedenis van het Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland 1909-1959 (Hilversum 2007)
•    Hazenbosch, P., Voor het vok om Christus' wil. Een geschiedenis van het CNV (Hilversum 2009)